Bewerking van een artikel in Steungroepnieuws van februari 2016 door Ynske Jansen
Bij de keuring voor een Wajong uitkering (Wajong2015) gaat het om de vraag of je arbeidsvermogen hebt. Alleen wanneer je volgens het UWV geen arbeidsvermogen hebt en dat de toekomst ook niet kunt krijgen, kom je in aanmerking voor een Wajong2015-uitkering.
Hoe wordt arbeidsvermogen vastgesteld?
Volgens het UWV heb je arbeidsvermogen als je:
- beschikt over basale werknemersvaardigheden;
- minstens een uur lang onafgebroken kunt werken;
- in een bedrijf of instelling (‘arbeidsorganisatie’) een of meer taken kunt uitvoeren waarvoor een
werkgever bereid is je te betalen;
- minstens vier uur per dag belastbaar bent, óf minstens twee uur per dag – waarbij je in staat bent
per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Of je arbeidsvermogen hebt, wordt onderzocht door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige. De eerste stelt vast welke beperkingen je hebt, de tweede gaat na wat dit betekent voor je mogelijkheden om te werken. De volgorde waarin dit gebeurt kan verschillen en soms word je alleen onderzocht door een verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts
moeten hun conclusies, argumenten en een verslag van hun onderzoek vastleggen in een schriftelijke rapportage.
Wat zijn basale werknemersvaardigheden?
Volgens het UWV heb je deze als je:
- instructies van een werkgever kunt begrijpen,
onthouden en uitvoeren;
- afspraken met een werkgever kunt nakomen.
Of je dit kunt wordt beoordeeld door de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige. De arbeidsdeskundige onderzoekt ook of je met hulpmiddelen (bijvoorbeeld geheugensteuntjes), begeleiding (bijvoorbeeld een jobcoach) of training deze vaardigheden wel zou kunnen krijgen als je ze nu nog niet hebt.
Een uur aaneengesloten werken
Volgens het UWV kun je dit als je een uur lang zelfstandig kunt werken, ook wanneer je bijvoorbeeld twee keer per uur even moet stoppen om te rusten. De verzekeringsarts beoordeelt dit. Als je geen problemen hebt bij het uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen gaat hij of zij ervan uit dat je dit kunt, tenzij je ernstige geheugen- of concentratieproblemen hebt.
Een taak in een arbeidsorganisatie
Een taak is het kleinste onderdeel van een functie. Hij bestaat uit een of meer bij elkaar horende handelingen, met een duidelijk begin en einde. Het UWV heeft een computerbestand gemaakt met taken die volledig los van elkaar uitgevoerd kunnen worden, bijvoorbeeld stofzuigen, broodjes beleggen of hondenverblijven schoonmaken.
Het onderzoek of je een taak kunt uitvoeren bestaat uit drie stappen, zowel bij een herkeuring als bij een nieuwe Wajongaanvraag.
- De arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts van het UWV informeren naar taken die je in
betaald werk, stage of dagelijks leven doet en aankunt.
- Als die taken er zijn, gaat de arbeidsdeskundige in het takenbestand van het UWV op zoek naar
een vergelijkbare taak.
- Vervolgens onderzoeken arbeidsdeskundige en verzekeringsarts of je die taak vier uur per dag
kunt uitvoeren.
Betaald werk
Als je betaald werk doet, kan de arbeidsdeskundige op basis daarvan concluderen dat je arbeidsvermogen hebt. Het kan ook zijn dat hij of zij twijfelt of je wel aan de overige voorwaarden voldoet. In dat geval kiest de arbeidsdeskundige een taak uit het bestand die dicht komt bij de taken van je werk en overlegt met de verzekeringsarts over de vraag of je die taak aan zou kunnen.
Stage of proefplaatsing
Als je geen betaald werk doet, maar wel werkt of hebt gewerkt in het kader van een stage of proefplaatsing, hoeft dat nog niet te betekenen dat je een taak in een arbeidsorganisatie kunt uitvoeren. De arbeidsdeskundige moet dan eerst onderzoeken of je een concrete taak goed hebt uitgevoerd en aan de eisen van het bedrijf hebt voldaan. Als dat zo is zoekt hij of zij een taak uit de takenlijst die daar sterk op lijkt.
Taken in het dagelijks leven
Als je nooit hebt gewerkt in het kader van een stage of proefplaatsing, of daarin geen enkele taak goed kon uitvoeren, wordt gekeken naar eventuele taken in je dagelijks leven. Als je een taak thuis kunt doen, hoeft dat niet te betekenen dat je die ook in een arbeidsorganisatie kunt doen. De arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts beslissen wie van hen dat als eerste onderzoekt.
Zij zullen je vragen naar je taken in het dagelijks leven, zoals huishoudelijk werk of boodschappen doen. De arbeidsdeskundige zal hier waarschijnlijk wat dieper op ingaan met vragen als: Wat houdt de taak in? Wat is het resultaat? Welke handelingen gaan goed, welke niet? Waar zitten knelpunten? Hoe zelfstandig ben je bij het uitvoeren van de taak? Hoe lang doe je erover?
De verzekeringsarts brengt bovendien je beperkingen in kaart. Hij of zij besteedt daarbij vooral aandacht aan beperkingen die te maken hebben met het functioneren in een werkomgeving. Hierbij gaat het om zaken als temperatuur, tocht, geluid, trillingen, maar ook drukte of afleiding, omgang met collega’s en leidinggevenden.
De arbeidsdeskundige zoekt vervolgens in de takenlijst naar een taak die in de buurt komt van een van je taken in het dagelijks leven.
Geen taken in het dagelijks leven
Als je in het dagelijks leven geen taken uitvoert, moet de arbeidsdeskundige beoordelen of je dat wel zou kúnnen. Als niet duidelijk is of je kunt functioneren in een arbeidsorganisatie moet de verzekeringsarts eerst je beperkingen en belastbaarheid in kaart brengen. Hij of zij stelt daarbij vast onder welke voorwaarden je wél zou kunnen functioneren in zo’n arbeidsorganisatie.
Op basis van de conclusies van de verzekeringsarts moet de arbeidsdeskundige dan een passende taak zoeken, dat wil zeggen een taak die je aankunt en kunt volhouden.
Ten minste vier of twee uur per dag belastbaar zijn
Als de verzekeringsarts tot de conclusie komt dat je niet minstens vier uur per dag belastbaar bent, moet hij of zij nagaan of je dat dan ten minste twee uur per dag bent. Het gaat hierbij om een totaal aantal uren per dag, die niet aaneengesloten hoeven te zijn. Als iemand met tussenpozen vier keer per dag een uur (of een halfuur) achter elkaar kan werken, telt dit ook.
- Om dit vast te stellen onderzoekt de verzekeringsarts eerst of je ‘benutbare mogelijkheden’ hebt. Daarvoor zijn regels, zie kader. Heb je die volgens het UWV niet, dan heb je geen ‘arbeidsvermogen’ en wordt er verder niet onderzocht hoeveel uren je belastbaar bent. Wel zal dan nog bekeken worden of je ook in de toekomst geen arbeidsvermogen zult hebben.
- Als je volgens de verzekeringsarts wel benutbare mogelijkheden hebt, moet hij of zij eerst inschatten of je een volledige werkdag belastbaar bent.
- Vindt de verzekeringsarts dat je géén volledige werkdag kunt werken, dan beoordeelt hij of zij vervolgens of je dat wel minstens vier uur per dag kunt. Volgens de werkinstructies van het UWV zal dit waarschijnlijk niet zo zijn als je ziekte gepaard gaat met ernstig energieverlies, of als je in verband met medische behandeling maar beperkt kunt werken. De verzekeringsarts moet daarbij ook rekening houden met de tijd die voor rust en ontspanning nodig is om werk langere tijd vol te kunnen houden.
- Vindt de verzekeringsarts dat je voor minstens vier uur per dag belastbaar bent, dan wordt verder niet onderzocht hoeveel uur dat precies is.
- Ben je volgens de verzekeringsarts minder dan vier uur per dag belastbaar, dan volgt automatisch de conclusie dat je dat wel minstens twee uur per dag bent. Vervolgens moet de arbeidsdeskundige nog beoordelen of je per uur het minimumloon kunt verdienen. Hiervoor gebruikt hij of zij een lijstje met vijftien ‘drempelfuncties’, zoals postbesteller, productiemedewerker of baliemedewerker. Als je volgens de arbeidsdeskundige het werk in een van die functies twee uur per dag kunt doen, heb je ‘arbeidsvermogen’ (ook al worden die functies in de praktijk nooit voor twee uur per dag aangeboden).
Duurzaam geen arbeidsvermogen
Wanneer je op het moment van de beoordeling geen arbeidsvermogen hebt, beoordelen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van het UWV samen of dit zo zal blijven. De verzekeringsarts gaat er alleen van uit dat je duurzaam geen arbeidsvermogen hebt bij:
- een progressief (verergerend) ziektebeeld, waarbij je belastbaarheid alleen maar zal afnemen, of
- een stabiel ziektebeeld, zonder behandelmogelijkheden, bij een ziekte die zo ernstig is dat het onwaarschijnlijk is dat je in de toekomst alsnog arbeidsvermogen zult krijgen.
Alleen wie volgens het UWV duurzaam geen arbeidsvermogen heeft, komt in aanmerking voor een Wajonguitkering (aanvragers na 2014). Als de verzekeringsarts concludeert dat je die mogelijkheden niet hebt, word je op medische gronden volledig arbeidsongeschikt verklaard. De regels hiervoor zijn vastgelegd in het Schattingsbesluit Arbeidsongeschiktheidswetten. Volgens dit besluit heeft iemand geen benutbare mogelijkheden als hij of zij :
- is opgenomen in een ziekenhuis of een erkende zorginstelling;
- bedlegerig is;
- lichamelijk niet zelfredzaam is op het gebied van activiteiten in het dagelijks leven.
- psychisch niet zelfredzaam is als gevolg van een ernstige psychische
De verzekeringsarts kan mensen op medische gronden ook volledig arbeidsongeschikt verklaren als ze zo wisselend belastbaar zijn dat ze geen benutbare mogelijkheden hebben. De arts moet minstens drie keer onderzoeken of dit het geval is, voordat hij of zij dit vaststelt.
Wajong en werk bij ME of CVS
De nieuwe regels maken het voor mensen met ME of CVS heel moeilijk om een Wajonguitkering te krijgen. Het UWV gaat er vaak automatisch van uit dat iemand altijd wel twee of zelfs vier uur per dag belastbaar is. Voor wie dat niet is, zal het dus behoorlijk lastig worden om een verzekeringsarts daarvan te overtuigen. En de vraag of iemand in de toekomst wél zo lang belastbaar zal zijn is, zeker bij jonge patiënten, heel moeilijk te beantwoorden.
Doe je een beroep op de Wajong maar heb je volgens het UWV arbeidsvermogen, dan moet je dus werk zien te vinden. De Steungroep kent nog geen ervaringen van ME- of CVS-patiënten die na een Wajongkeuring of herkeuring met hulp van het UWV of de gemeente zijn geholpen aan werk dat bij hen past. Meldingen zijn welkom!